We kiezen een boek op:
· Het moet aansluiten bij het thema dat in de groep aan de orde is.
· Een uitdagende verhaallijn.
· Illustraties en tekst ondersteunen elkaar.
· Het taalniveau sluit aan bij de groep.
De fasen van een cyclus interactief voorlezen.
· Pre-teaching: klein groepje, gericht op de kernwoorden waarbij concrete voorwerpen gebruikt mogen worden. Er wordt verteld bij de platen van het boek, maar er wordt nog niet voorgelezen. Voorspellen van het verhaal door de kinderen aan de hand van illustraties. Vertellen over eigen ervaringen met betrekking tot het thema.
· Introductie prentenboek in de grote groep: voorlezen prentenboek in de grote groep. Aandacht voor de voorkant van het boek, de titel, de illustraties. Voorspellen door de kinderen waarover het boek zal gaan. Tijdens het voorlezen wordt er veel ruimte geschept voor reacties van kinderen op het verhaal en de platen.
· Ingaan op de verhaallijn: nadruk op de verhaallijn komt aan de orde door gesprekjes over de gebeurtenissen, het belangrijkste probleem en de bijbehorende oplossing in het verhaal.
· Om de woordenschat te vergroten worden moeilijke woorden besproken.
· Om de woordenschat te vergroten worden moeilijke woorden besproken.
· Doorgaan op het thema met andere boeken: er worden andere boeken geïntroduceerd ( verhalende en informatieve boeken ) over hetzelfde thema. Zo wordt het thema verder uitgediept en komen de kernwoorden ook in andere contexten aan bod.
· Napraten over het boek: aan het einde van het thema praten we nog na over het centrale boek.
We kiezen ieder thema een nieuw boek voor de interactieve benadering. We noemen dat het boek van het thema.